CHAMBRE DOOD IN GESPREK MET… INGRID GELEYN

Ingrid Geleyn

Ingrid Geleyn

Ingrid Geleyn, afkomstig uit Kortemark, werkte aanvankelijk bij de ‘stock Americain’ in Handzame alwaar zij de kassa, facturatie en boekhouding deed. Daarna volgde een job in Brussel, bij het Ministerie van Economische Zaken. Het betekende alle dagen heen en weer sporen met de trein. Dichter bij huis aan de slag kunnen bleef een stuk aantrekkelijker. Na eerst aan de schriftelijke en mondelinge examens te hebben deelgenomen, en aansluitend op een lijst van werfreserves te zijn beland, werd zij in 1982 door Stad Brugge aangeworven. Het gebeurde binnen de dienst Burgerlijke Stand, dat drie aparte afdelingen Huwelijken, Geboorten en Sterfgevallen telt. Meteen kwam Ingrid Geleynterecht in die laatste groep van “Overlijdens”. In 2012 maakte Chambre Dood kennis met mevr. Geleyn, die als verantwoordelijk ambtenaar ons project administratief begeleidde binnen Stad Brugge.

 

Ingrid Geleyn: “Op mijn 21ste verjaardag was ik gehuwd, zes dagen na mijn 22ste verjaardag verongelukte mijn man. Uitgerekend in die rouwperiode tewerkgesteld worden bij de dienst “Overlijdens” van de Burgerlijke Stand te Brugge, bleek confronterend. Mijn man was pas begraven, toen de examinator van dienst mij vroeg “hoe” ik weduwe was geworden. In het begin was het emotioneel soms erg belastend.  

 

Overlijdensakten  

De eerste maanden in effectieve dienst ging de meeste aandacht uit naar aangiftes en overlijdensakten. Een collega maakte het eerste gedeelte van de akte op, dat werd doorgegeven aan het diensthoofd die het stuk controleerde, onder meer op typfouten. Een tweede collega volgde aansluitend alles op wat het kerkhof betrof. Elk verrichtte een gedeelte van het globale werk. Efficiënt was dat systeem allerminst. Kwam er voor de regeling van vijf overleden personen een grote begrafenisondernemer langs, moest een kleiner uitvaartbedrijf dat net iets later arriveerde telkens opnieuw die lange wachttijden van zijn voorganger dulden. Tot wij met het diensthoofd beslisten om de procedure voortaan integraal uit te voeren. Dat betekende de toelating tot crematie, toelating tot vervoer bij crematie, en zo meer. Wanneer eenzelfde persoon van A tot Z alle taken uitvoert, komt een loket veel vlotter vrij. Thans controleren wij ook zelf de aangiftes, als collega’s onder elkaar. Want je eigen fouten merk je niet zo gauw op, nietwaar!? Zo evolueerden wij verder. Van een mechanische typmachine naar een elektrisch exemplaar. Vervolgens een half automatische typmachine met referentieteksten in het geheugen. Mits toepassing van correcte codes plakten we die zinnen aan elkaar tot een groter geheel. Later verschenen de eerste computers op onze bureautafels. Fernand Deduytsche is inmiddels op pensioen, hij werd als hoofdverantwoordelijke niet door iemand anders vervangen op de stedelijke begraafplaats. Op mijn eigen dienst zijn nu eveneens twee krachten gepensioneerd, waarvoor niemand in de plaats kwam: vroeger met 5, thans nog met 3. Dat verhoogt de werkdruk, met enkele consequenties naar overuren en verlofdagen toe voor het resterende personeel.    

In zowat 95% van de gevallen is het de begrafenisondernemer die de formaliteiten bij een overlijden voor zijn rekening neemt. Hij legt bij de Burgerlijke Stand de vereiste documenten voor: identiteitskaart, medisch attest, trouwboekje, begrafenisregeling, en zo meer. Zeer weinig mensen, familieleden of nabestaanden, regelen die zaken nog zelf. Buitenlanders die in Brugge verblijven, en hier dikwijls de taal niet machtig zijn, komen wel persoonlijk langs. Ook bij pasgeboren kindjes komen de ouders meestal zelf. Eerst geven zij de geboorte aan, onmiddellijk daarna wenden zij zich tot ons. Dat betekent voor die mensen twee opeenvolgende akten die zij laten opmaken. 

Stedelijke begraafplaats Brugge

 

180 dagen  

Voor een kindje dat levend geboren wordt, al is het slechts voor zeer korte tijd, dient altijd eerst een aangifte van geboorte te gebeuren. Daarna kan, indien gewenst, de begrafenisondernemer de aangifte van overlijden doen. Voor de aangifte van een levenloos geboren kindje kan de begrafenisondernemer instaan. De wet spreekt in dat verband over een zwangerschap van 180 dagen. Vanaf dan moet er steeds een aangifte gedaan worden. Is de duur van de zwangerschap minder dan 180 dagen kan geen akte opgemaakt worden. In de meeste gevallen spreken de mensen ons over een zwangerschap van X aantal weken. Het is de arts die het medisch attest opmaakt die de duur van de zwangerschap moet bepalen. Voor sommige mensen kan dit erg gevoelig liggen. In zo’n geval proberen wij te bemiddelen.   

Het Vlaams decreet voor de begraafplaatsen bepaalt dat vanaf een zwangerschap van twaalf weken er wel kan begraven of gecremeerd worden. Er loopt nu zelfs een voorstel om dit verder terug te brengen naar acht weken, al ontbreekt voorlopig de officiële bevestiging. Zelfs indien er geen geboorteakte, overlijdensakte of het bewijs van een levenloos geboren kind bestaat, kan dit nog altijd gebeuren op aanvraag van de familie. Op de stedelijke begraafplaats is daartoe ook een aparte foetusweide voorzien. Op verzoek kan een foetus worden bijgeplaatst in het vak van de kinderen, met een kleine grafzerk erbij. Voor wat het kerkhofgedeelte betreft, kunnen wij dat aspect administratief regelen.  

 

Begraven binnen de vijf dagen  

“Begraven binnen de vijf dagen”, is een ander reglement. Alle dagen dat er kan begraven worden, tellen mee. Zon- en feestdagen tellen niet mee. De zaterdagen wel, want dan worden er begravingen uitgevoerd. Dag van overlijden telt niet mee. Overlijdt iemand op vrijdag, dan tellen we de zaterdag, maandag, dinsdag, woensdag en de donderdag als laatste dag. Overlijdt iemand op zondag, dan tellen we tot de vrijdag. Dat reglement werd speciaal ontworpen, om het aantal begravingen op zaterdag te beperken. Wie toch uitstel wil, wordt verplaatst van vrijdag naar maandag: deze regel wordt nu consequent toegepast. De maandag is namelijk een gewone weekdag, die past in het normale werkschema van het personeel. De uitvaartdienst of kerkdienst kan evenwel doorgaan op zaterdag, waarna de kist of de urne nog een weekend bij de begrafenisondernemer in het funerarium verblijft, en pas op maandag toekomt op de begraafplaats. In onze administratieve termen betekent dit een uitstel van vrijdag naar maandag. De eigenlijke bijzetting op de begraafplaats gebeurt dan (meestal) in intieme kring.

 

Prijstarieven.  

Voor de verschillende opdrachten die wij uitvoeren, wordt uiteraard een prijs aangerekend.  De laatste jaren valt bijvoorbeeld een wildgroei op van mensen die men op het kerkhof opnieuw wil verleggen, verzetten of verplaatsen. Zo’n dienst kunnen wij niet gratis leveren. Het College van Burgemeester en Schepenen bepaalt de tarieven. Tot voor kort werden de prijzen jaarlijks aangepast. Thans besliste het College in een eenvormige verhoging met 8 %, ineens van 300 naar 324 euro, goedgekeurd voor de eerstvolgende zes jaar. In sommige gevallen loopt het prijsverschil tussen 2013 en 2014 op tot meer dan 100 euro, wat toch wel pittig is. Die vaste prijsvork was vroeger gebruikelijk. In het begin van mijn loopbaan lagen de bedragen nog vast voor tien jaar of langer. Zo was het makkelijk werken, we kenden alle bedragen uit het hoofd. Eenmaal die prijzen jaarlijks veranderden, viel het minder mee.   

In het algemeen, wanneer men Brugge vergelijkt met de andere steden, blijft het gevoerde prijzenbeleid nog schappelijk. Maar vergelijkt men met de naburige gemeenten is Brugge toch vrij duur. Voor hun overledenen leggen de nabestaanden meestal toch nog steeds geld op tafel. Al zijn er ook de personen die bij de bespreking van de begrafenisregeling niet alles goed hebben gehoord of begrepen, en dan achteraf opschrikken van het gevraagde saldo. Dan kiezen zij in extremis voor een concessie die minder lang loopt, terwijl onze facturen reeds gemaakt zijn. Dat geeft extra werk, dergelijke gevallen komen meer en meer voor.   

Mensen die op het kerkhof geen bijzondere of speciale plaats willen voor zichzelf en/of hun familie, raad ik af om hun stuk grond op voorhand te reserveren en te betalen. Want voor al de jaren dat zij nog in leven blijven, is dat geld nutteloos besteed. Het is anders wanneer mensen op een specifieke plaats willen begraven worden. In zo’n geval kan het wel zinvol zijn.  

 

Familieruzies.  

Een moeder was overleden. De dochter bleek bemiddeld, zij koos voor crematie, wat gemakkelijker zou zijn dan een graf dat men moet onderhouden. De zoon, die aan het OCMW stond, wilde helemaal niet dat zijn moeder gecremeerd zou worden. In dergelijke discussies kunnen wij niet tussenbeide komen. Wij verwijzen dan naar de rechtbank van 1ste aanleg, die in kortgeding beslist wie recht van spreken heeft. In mijn ganse carrière viel zoiets een tweetal keren voor. Uiteindelijk streek hier de dochter de plooien glad, en schikte zij zich naar haar broer.  

Op een keer bleken voor hetzelfde graf twee zerken besteld en betaald. Eén kwam van de echtgenote, het ander door de ouders, zij waren niet ‘on speaking terms’ met elkaar. Een andere keer wou de ene een grafzerk weg, de tweede wilde deze laten staan. Dan is er nog de categorie van mensen met bizarre denkbeelden. Na het overlijden van haar man, een paar maanden eerder, kwam een vrouw melden aan het bureel op de begraafplaats dat zijn tanden vóór het grafteken aan haar voeten lagen. Of er was dat voorval, toen wij uitgerekend op één april werden opgebeld om een pas begraven man terug op te graven. Zijn weduwe had namelijk tussen de resterende persoonlijke bezittingen nog zijn bril opgemerkt. Dat betekende dat die man in zijn kist lag zonder zijn bril op, waardoor hij het Eeuwig Licht niet zou kunnen vinden. Het was onaanvaardbaar voor de weduwe. Die klus hebben wij effectief uitgevoerd, in samenwerking met de begrafenisondernemer. Man deze keer met bril op in zijn kist, opdracht volbracht. 

 

Evoluties. Foto’s en vaasjes.  

Sedert het begin van mijn carrière is er al veel veranderd. Bij een overlijden op het grondgebied van Brugge en ook begraven in Brugge was er de verplichting om de lijkwagen van Stad Brugge te gebruiken. Deze ‘corbillards’  moesten ‘cash’ worden betaald. Ook de grondvergunning die de familie op het kerkhof had uitgekozen moest eveneens betaald worden in baar geld. Alles werd afgehandeld met contanten. Alle dagen maakten wij de kassa op en leverden de ontvangsten in bij de stadskassa. Van het uitschrijven van cheques was nog lang geen sprake. Het crematorium bestond evenmin, toen ik mijn loopbaan begon. Maar eenmaal Brugge daarover kon beschikken steeg het aantal crematies zeer snel. Thans wordt zowat drievierden van alle personen overleden te Brugge gecremeerd.  

Na crematie werd de as vroeger meestal uitgestrooid of bijgezet in het columbarium. De columbarium nissen zijn met twee of drie boven elkaar geplaatst. In het begin kende dat succes, de mensen vonden dit makkelijk te onderhouden. Maar ging je daar als nabestaande een pot bloemen plaatsen: was dit dan voor de onderste, de middelste of bovenste persoon bedoeld? De oorspronkelijke bedoeling was om nergens een aandenken, geen vaasjes offoto’s te plaatsen. De volledige muur van het columbarium diende er zo gelijk mogelijk uit te zien. Maar de mensen keken niet om naar dat principe. Ze hingen toch hun vaasjes op, bij sommigen een ganse bloembak, en goten er teveel water in. Dat water stroomde dan over het vak daaronder, en veroorzaakte ergernis bij die andere nabestaanden. Bloemen werden ook aangeplant, maar niet verzorgd. Allerhande souvenirs doken op. De aanblik werd een rommeltje. We ontruimden één zo’n columbarium, lieten de mensen schriftelijk weten waar ze hun spullen weer konden ophalen. Dan trokken we verder naar het volgende kerkhof. Vooraleer we aan de derde begraafplaats toe waren, konden we gelijk herbeginnen op de eerste. Ondertussen hebben we urnezandgraven: dat is terug individueler en toch niet te groot om te onderhouden voor de familieleden.

 

Ingrid Geleyn

 

 

Op stap gaan  

Het crematorium ‘Blauwe Toren’ werd gebouwd door een private firma, op stadsgrond. De uitbating was oorspronkelijk ook in private handen.  Door een wetswijziging moesten alle activiteiten ivm de crematie uitgevoerd worden door stadspersoneel. Stad Brugge had een erfpachtovereenkomst voor 50 jaar met de oorspronkelijke uitbater. Na lange onderhandelingen is men tot een wettelijk in orde zijnde overeenkomst gekomen. Het effectieve werk van de crematie, zoals het invoeren van de kisten, wordt verricht door het stadspersoneel. De eigenlijke plechtigheid, het ceremoniële gedeelte, de eventuele catering, voert de exploitant Dela uit.   

Vroeger was onze Burgerlijke Stand nog federale materie, thans beslist de Vlaamse overheid. Veel verschil valt daar niet bij op te merken, al is de wetgeving op crematie erg geëvolueerd. Mensen mogen de met as gevulde urne meenemen naar huis, ook het uitstrooien op zee kwam erbij. Men denkt nu aan een urnenbos, met composteerbare urnen. Men spreekt sinds kort ook over milieuvriendelijke ‘biocrematie’ of resomering. Het lichaam zou niet langer worden verbrand, maar opgelost in een vloeistof. Eerst zal die kwestie moeten gereglementeerd worden, net zoals bij de crematoria. De eigenlijke toepassing zal in handen komen van een openbare dienst, niet in deze van individuele uitvaartondernemers.    

Met een met as gevulde urne in de wagen mag men vrij rond rijden. Een stoffelijk overschot dient te worden vervoerd met respect voor de overledene, wat een rekbaar begrip is. In een bestelwagen die dicht is achteraan, kan toch ook een lijkkist worden geborgen? Wanneer de familie zoiets respectvol vindt, ontstaat er in principe geen probleem. Al worden daarrond nog vragen gesteld. De bevoegde overheid stelt dat er bij een begrafenis minstens een erkende lijkwagen dient te worden ingeschakeld.  Maar dat blijft een interpretatie. Want lees je de wettekst letterlijk, dan staat er nergens exact beschreven hoe deze “corbillard” er verder moet uitzien. De laatste uitvaart met een koets, die ik mij herinner, werd vrij recent nog uitgevoerd door het koetsenbedrijf Stael. In een dergelijke situatie gaat men “op stap”, wat de officiële omschrijving is.  “Op stap gaan” moet men wel eerst aanvragen bij de politie. De aanvraag werd toegestaan omdat het af te leggen traject beperkt bleef tot hooguit een paar honderd meter. De toestemming om vanuit Brugge op stap te gaan naar het crematorium in de Blauwe Toren, voorbij alle ronde punten, kruispunten, rode lichten en zonder gevaar het andere verkeer te hinderen, dus ook met voldoende politietoezicht voor paard en koets langs de Expressweg, zal men allicht nooit kunnen bekomen. Ook niet langs Lissewege om, waar de verkeersdrukte minder is.

 

Chambre Dood  

Toen ik voor het eerst werd ingelicht over Chambre Dood, dacht ik: “Hoe valt daar nu aan te beginnen!?”. De bestaande regelgeving diende eerst te worden bekeken. Iedereen moest zijn of haar akkoord verlenen tot crematie. Een oude grafkelder geldt administratief nog steeds als familiekelder, maar hier zou in principe niemand familie zijn van elkaar. Dan is het noodzakelijk dat iedereen akkoord gaat met iedereen. De wet vraagt dus aan de levenden hun apart ondertekende instemming, om begraven te worden met personen waar men geen familie van is. Vroeger bleef een grafkelder enkel bestemd voor gehuwde koppels. Gaandeweg werd dit begrip verruimd tot ‘feitelijk gezin’, samenwonend en gedomicilieerd op hetzelfde adres. Voor “Chambre Dood” werdop het Brugs kerkhof een grafkelder met concessie voor 9 kisten gereserveerd, waarbij 27 namen werden opgegeven.   

Chambre Dood

Wanneer iemand van Chambre Dood als eerste zou komen te sterven, kan nadien geen boventallige bijzetting meer volgen. De ingetekende groep is dan namelijk niet langer voltallig. Als men de wet letterlijk interpreteert, kan de overleden persoon daartoe geen toestemming verlenen… De tweede boventallige bijzetting waarin Chambre Dood thans voorziet, zou dus niet mogelijk zijn geweest mocht reeds iemand van de oorspronkelijke intekenaars zijn gestorven…   

Aanvankelijk hield ik het niet voor mogelijk dat de initiatiefnemers van Chambre Dood op korte termijn voldoende kandidaten zouden vinden. Want de totale kostprijs van zo’n project, de raming ervan gedeeld door tien personen dan wel door vijfentwintig personen, betekent financieel toch een groot verschil. Ik was verbaasd dat de geïnteresseerden zo vlug bekend raakten, op nauwelijks drie maanden tijd. 

   

Informatie Stedelijk Kerkhof Brugge  

Op stadsniveau is één enkele schepen bevoegd voor de begraafplaatsen.  Over alle legislaturen heen, leverde dit een paar merkwaardige momenten op. Zeker wanneer de nieuwe verkiezingen naderden.  

Dan bleek de neiging groot om aan van alles toe te geven. Het is bijvoorbeeld verboden om te fietsen op het kerkhof, of te betreden met een hond, uitgezonderd een blindengeleidehond. Een bepaalde schepen ondertekende toch deze toelating voor de bezitter van een hond. Wat kunnen wij daar als stadsambtenaren tegen beginnen? Helemaal niets. Terwijl van ons verwacht wordt dat wij streng zouden optreden, haalt zo’n man laconiek een briefje boven: “Kijk eens, toestemming van de schepen!”. Wat staat ons dan te doen: verder iedereen toelaten?   

Regelmatig duiken studenten of onderzoekers op, die een thesis of werkstuk wijden aan onderwerpen die zijdelings verband houden met het stedelijk kerkhof van Brugge. Zo verscheen onlangs “Het hergebruik van grafmonumenten in de Lage Landen. Curiosum, trend of valide mogelijkheid”, wat een masterscript is van Sofie Hennebert (Amsterdam, 2012).  Brugge wordt daarin bevestigd als voorloper voor wat België betreft.  Onder meer de Brugse kerkhofgids Kurt Götze schreef een lijvig document. En zo zijn er nog andere voorbeelden.   

Binnen de dienst Burgerlijke Stand bereiden we een folder voor met informatie inzake het hergebruik van oude graven. Sinds een vijftal jaren kent die formule een opmerkelijk, toenemend succes. Hoeveel graven er op deze manier werden her-bestemd, sinds 1985, valt niet zo meteen te zeggen. Wij hielden er alvast geen statistieken van bij en daarnaast blijft er ook de kwestie van de privacy, wanneer niet iedereen daarmee in de belangstelling wil staan. Maar de belangstelling is reëel. Een man heeft, niet zover van Chambre Dood vandaan op de stedelijke begraafplaats, voor de eigenlijke begraving eerst de binnenmuren van de voorbestemde grafkelder gewit, en daarna voorzien van een muurschilderij. 

 

© Alex Calmeyn, oktober 2014
Interview dd. 06.10.2014, Stedelijke Begraafplaats

 

Zie ook: “Chambre Dood in gesprek met Fernand De Duytsche